Direct naar content gaan

Samenvatting

De onderneming (eenmanszaak) van X (belanghebbende) houdt zich bezig met juridische dienstverlening, inclusief ondersteunende werkzaamheden, schrijven van juridische en niet-juridische teksten, en illustreren, publiceren en verkopen van eigen werk. Op 4 maart 2020 diende X haar aangifte IB/PVV 2019 in, met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.639 en een winst uit onderneming van € 850. Na toepassing van de zelfstandigenaftrek bleef er geen belastbare winst over, en er was een niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek van € 6.430.

Na correspondentie stelde de Inspecteur op 27 januari 2022 een aanslag vast, waarbij het belastbaar inkomen werd verhoogd naar € 3.370. De zelfstandigenaftrek werd niet toegepast, omdat X volgens de Inspecteur geen duidelijke urenregistratie kon overleggen, ondanks herhaalde verzoeken daartoe.

Rechtbank Noord-Holland heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld. Er is naar het oordeel van de Rechtbank geen sprake van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en artikel 6 EVRM. Enkel vanwege schending van de hoorplicht werd het beroep gegrond verklaard. De Rechtbank achtte het echter niet nodig om de zaak terug te verwijzen naar de Inspecteur.

X heeft tegen dit oordeel hoger beroep ingesteld, maar Hof Amsterdam bevestigt het oordeel van de Rechtbank.

Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
28 mei 2024
Rolnummer
23/1209
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:2041
NLF-nummer
NLF 2024/1764
Aflevering
30 juli 2024
bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0011353&artikel=3.6,bwbr0011353&artikel=3.6,bwbr0011353&artikel=3.76,bwbr0011353&artikel=3.76

Naar de bovenkant van de pagina