Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk) heeft het Hof van Justitie (HvJ) om een uitspraak verzocht over de verenigbaarheid met het Unierecht van de zogenoemde bijdrage aan de openbare elektriciteitsvoorziening (hierna: CSPE), zoals deze in Frankrijk van 2003 tot 2010 is toegepast.

De CSPE is een door eindverbruikers samen met hun stroomrekening te betalen belasting die door de elektriciteitsleveranciers wordt geïnd. De heffing dient ter compensatie van de meerkosten die laatstgenoemden wettelijk moeten dragen met uiteenlopende doelstellingen, die gaan van het stimuleren van de opwekking van elektriciteit uit duurzame bron of het compenseren van de hogere kosten voor de opwekking van elektriciteit in niet-stedelijke gebieden, tot sociale doelstellingen, zoals bijzondere tarieven voor deze energie als primaire levensbehoefte en hulp aan personen in behoeftige omstandigheden.

De Conseil d’État vraagt het HvJ niet of de CSPE eventueel een vorm van staatssteun is. Met zijn vragen wenst hij veeleer te vernemen of deze belasting verenigbaar is met de richtlijnen tot harmonisatie van accijnzen op bepaalde goederen, waaronder elektriciteit. In deze richtlijnen is vastgelegd dat de producten waarop zij betrekking hebben enkel door middel van een geharmoniseerde accijns kunnen worden belast. Zij staan echter bij wijze van uitzondering bepaalde indirecte belastingen met specifieke doeleinden toe. De vraag is of de CSPE kan worden gerekend tot de indirecte belastingen die de genoemde richtlijnen bij wijze van uitzondering toestaan.

Volgens het HvJ is dat het geval als met de opbrengst van deze indirecte belasting milieudoeleinden worden nagestreefd. De opbrengst mag niet worden besteed aan de invoering van geografisch gelijke tarieven of de verlaging van de elektriciteitsprijs voor huishoudens en personen in behoeftige omstandigheden, en ook niet ter betaling van de werkingskosten van openbare instellingen.

Is dat laatste het geval, dan moeten belastingplichtigen aanspraak kunnen maken op een gedeeltelijke teruggaaf van deze belasting.

Conform Conclusie A-G Campos Sánchez-Bordona (NLF 2018/0764).

In deze zaak staat centraal de verenigbaarheid van een heffing op elektriciteit geheven door Frankrijk met artikel 3, lid 2, Richtlijn 92/12 (thans artikel 1, lid 2, Richtlijn 2008/118). Ingevolge dit artikel mogen de lidstaten op accijnsproducten andere indirecte belastingen heffen, mits deze een specifiek doeleinde dienen. In Richtlijn 2003/96 wordt elektriciteit aangemerkt als een product dat onderworpen dient te worden aan belasting op energieproducten. Centraal staat de vraag of de heffing, genaamd CSPE, die bedoeld is om een aantal activiteiten van de openbare dienst van elektriciteitsvoorziening te financieren, in overeenstemming is met genoemd artikel.

Hoewel Frankrijk gebruikmaakte van een overgangsregeling waarbij de belasting op elektriciteit nog niet in volle omvang behoeft te worden geïmplementeerd (wat betreft de tariefstelling), beslist het HvJ dat de CSPE getoetst moet worden aan artikel 3, lid 2, Richtlijn 92/12. In dat kader herhaalt het HvJ nog eens dat een specifiek doeleinde in de zin van artikel 3, lid 2, Richtlijn 92/12 een ander doeleinde is dan een louter begrotingstechnisch doel. Vervolgens overweegt het HvJ dat een belasting slechts kan worden geacht een specifiek doeleinde in de zin van deze bepaling na te streven wanneer zij op zichzelf het specifieke ingeroepen doeleinde beoogt te waarborgen. Echter, een vooraf bepaalde besteding van een belasting, die niet meer is dan een invulling van de interne inrichting van de begroting van een lidstaat, is als zodanig niet voldoende, aangezien elke lidstaat kan beslissen hoe de opbrengst van een belasting moet worden besteed voor de financiering van bepaalde uitgaven. In dat kader acht het HvJ alleen de besteding van de CSPE aan milieubescherming, te weten het stimuleren van de opwekking van elektriciteit uit duurzame bron en warmte-krachtkoppeling, een specifiek doeleinde. Het doeleinde van financiering van de administratieve kosten van de nationale ombudsman voor energie en van de depositokas voor het beheer van de CSPE is geen specifiek doeleinde. Deze uitgaven van algemene aard kunnen volgens het HvJ door de opbrengsten van willekeurig welke belasting worden gefinancierd. Ook bij de doeleinden van territoriale en sociale cohesie die door de CSPE worden nagestreefd, zoals de invoering van geografisch gelijke tarieven en van een verlaging van de elektriciteitsprijs voor huishoudens in behoeftige omstandigheden, gaat het om doeleinden die normaal gesproken worden gefinancierd uit de begroting van de Staat. Ook dit zijn derhalve geen specifieke doeleinden.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Milieu- en energieheffingen
Belastingtijdvak
2003-2010
Instantie
HvJ
Datum instantie
25 juli 2018
Rolnummer
C‑103/17
ECLI
ECLI:EU:C:2018:587
NLF-nummer
NLF 2018/1951
Aflevering
13 september 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1767

Naar de bovenkant van de pagina