Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze WOZ-zaak was de WOZ-waarde in hoger beroep niet langer in geschil. Hof Amsterdam heeft alle formele stellingen van X (belanghebbende) verworpen en het hoger beroep ongegrond verklaard.

Door een eventuele schending van artikel 40 Wet WOZ is X volgens het Hof niet benadeeld. In die omstandigheid kan de uitspraak op bezwaar, en daarmee ook de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland, gelet op artikel 6:22 Awb hoe dan ook in stand blijven, aldus het Hof.

X is er volgens het Hof vooral op uit om een schending van informatieverplichtingen in beroep aan de orde te stellen en daarmee de kans te vergroten op een gegrond beroep en daarmee samenhangende nevenbeslissingen.

Voorts heeft X zich over de waarde van de woning in de bezwaarfase al een gefundeerd oordeel kunnen vormen en ook gevormd. Om die reden kan een eventueel verband tussen het niet toezenden van stukken in de bezwaarfase en het instellen van beroep door X in deze procedure niet worden onderkend.

Bovendien had het naar het oordeel van het Hof in de gegeven omstandigheden op de weg van X gelegen om tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase (nogmaals) het informatieverzoek aan de orde te stellen.

X komt in cassatie met succes op tegen voornoemde oordelen van het Hof.

De Hoge Raad verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 18 augustus 2023 (22/01219, ECLI:NL:HR:2023:1052, r.o. 3.1 tot en met 3.3) en dat van 24 januari 2025 (24/01332, ECLI:NL:HR:2025:106, r.o. 4.3.2).

Ten aanzien van de vergoeding van proceskosten en het griffierecht in hoger beroep verwijst de Hoge Raad naar r.o. 4.5.3 van het arrest van 24 januari 2025. De omstandigheid dat X zich over de waarde van de woning in de bezwaarfase al een gefundeerd oordeel heeft kunnen vormen en ook heeft gevormd, kan in dit verband niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt.

Ook de omstandigheid dat een rechtsvraag al in andere zaken aan de hogere rechter is voorgelegd en dat de belanghebbende daarvan op de hoogte is, vormt geen bijzondere omstandigheid die aan vergoeding van proceskosten en griffierecht in de weg staat.

Het Hof had de Heffingsambtenaar vanwege schending van artikel 40, lid 2, Wet WOZ moeten veroordelen in de proceskosten, oordeelt de Hoge Raad. Hetzelfde geldt voor de vergoeding van het bij de Rechtbank betaalde griffierecht.

Aan X dient alsnog een vergoeding van griffierecht en van proceskosten te worden toegekend voor de gedingen voor het Hof en voor de Rechtbank.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
HR
Datum instantie
7 februari 2025
Rolnummer
23/01068
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:185
Auteur(s)
mr. C.M. Bergman
VNG
NLF-nummer
NLF 2025/0377
Aflevering
18 februari 2025
Judoregnummer
JCDI:NFB6812
bwbr0005537&artikel=6:22,bwbr0005537&artikel=6:22,bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid