Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X (bv; belanghebbende) is een naheffingsaanslag BPM opgelegd.

In geschil is of de verschuldigde BPM kan worden bepaald aan de hand van de herrekende bruto-BPM van eerder ingevoerde gelijksoortige referentievoertuigen, de zogenoemde herleidingsmethode.

Rechtbank Gelderland heeft volgens Hof Arnhem-Leeuwarden terecht en op goede gronden geoordeeld dat de herleidingsmethode niet in overeenstemming is met het wettelijk systeem van de Wet BPM.

Voorts heeft de Rechtbank terecht en op goede gronden geoordeeld dat X met de herleidingsmethode niet aannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval – dan wel alle gevallen waarin de waardevermindering op grond van één van de door de Wet BPM voorgeschreven methoden is vastgesteld – méér BPM is geheven dan nog rust op soortgelijke voertuigen die zich reeds op de Nederlandse markt bevinden, hetgeen wordt verboden door artikel 110 VWEU.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
19 maart 2024
Rolnummer
22/1958
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:1985
NLF-nummer
NLF 2024/0881
Aflevering
9 april 2024
bwbr0005806&artikel=10,bwbr0005806&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina