Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) is een navorderingsaanslag IB/PVV 2017 opgelegd. De heffingskorting die met de primitieve aanslag aan X is uitbetaald, wordt met deze navorderingsaanslag teruggevorderd. Reden hiervoor is dat de echtgenoot, door verrekening van door hem geleden verliezen, over 2017 de minstverdienende partner is geworden en de uitbetaling van de heffingskorting aan X daarom niet meer terecht is.

Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep van X ongegrond. De Rechtbank verwijst onder meer naar Hof Arnhem-Leeuwarden 23 februari 2021, 17/01278, ECLI:NL:GHARL:2021:1648, NLF 2021/0496. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep tegen deze uitspraak met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.

De navorderingsaanslag is ook tijdig, binnen de termijn van artikel 16, lid 3, AWR, opgelegd.

Voor zover het beroep is gericht tegen de belastingrente overweegt de Rechtbank dat die naar het juiste bedrag in rekening is gebracht. Er is geen sprake van onrechtmatig of onvoldoende voortvarend handelen van de Inspecteur.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
3 april 2024
Rolnummer
22/4065
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:4007
NLF-nummer
NLF 2024/1813
Aflevering
6 augustus 2024
bwbr0002320&artikel=16&lid=3,bwbr0002320&artikel=16&lid=3,bwbr0011353&artikel=8.9,bwbr0011353&artikel=8.9

Naar de bovenkant van de pagina