Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Op zaterdag 18 juni 2022 om 17.12 uur stond de auto van X (belanghebbende) geparkeerd op een locatie in Den Haag waar mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting met een maximale aanmeldduur van 60 minuten. De auto stond daar toen langer dan een uur.

Tijdens een controle op genoemd tijdstip is geconstateerd dat de auto geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan dan wel geparkeerd was zonder geldige parkeervergunning. Naar aanleiding daarvan is aan X een naheffingsaanslag opgelegd.

X stelt dat zij geen parkeerbelasting is verschuldigd aangezien de maximale parkeertijd 60 minuten is en zij niet gehouden was om voor de tijd daarna nog parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Zij verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022 (21/00853, ECLI:NL:HR:2022:346, NLF 2022/0545, met noot van Froentjes).

Rechtbank Den Haag is van oordeel dat een maximale aanmeldduur iets anders is dan een maximale parkeerduur. Anders dan in voornoemd arrest was X wel gehouden voor het parkeren na het eerste uur opnieuw parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Dit was technisch ook mogelijk. Nu X dat niet heeft gedaan, terwijl de auto ook toen nog geparkeerd stond op een plek waar op dat moment enkel tegen betaling mocht worden geparkeerd, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
22 februari 2024
Rolnummer
23/271
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:5909
NLF-nummer
NLF 2024/1119
Aflevering
7 mei 2024
bwbr0005416&artikel=225,bwbr0005416&artikel=225

Naar de bovenkant van de pagina