Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2024 in de zaak tussen
eiseres, wonende te woonplaats, eiseres (gemachtigde: N.G.A. Voorbach),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 7 december 2022 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024.
Namens eiseres is mr. A. Khadri, kantoorgenoot van de gemachtigde, verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. de Jong.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Op zaterdag 18 juni 2022 om 17:12 uur stond de auto van eiseres (de auto) geparkeerd op de [straatnaam] ter hoogte van [nummer] te Den Haag (de locatie). De locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting met een maximale aanmeldduur van 60 minuten. Op het in de naheffingsaanslag vermelde tijdstip stond de auto daar langer dan een uur.
2. Tijdens een controle op genoemd tijdstip is geconstateerd dat de auto geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan dan wel geparkeerd was zonder geldige parkeervergunning. Naar aanleiding daarvan is aan eiseres de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiseres stelt dat zij geen parkeerbelasting is verschuldigd aangezien de maximale parkeertijd 60 minuten is en zij niet gehouden was om voor de tijd daarna nog parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Eiseres verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:346 (het arrest).
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
6. Artikel 225, aanhef en eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat in het kader van de parkeerregulering een belasting kan worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij of krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
7. In dit geval hebben burgemeester en wethouders van Den Haag krachtens de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 bepaald dat op de [straatnaam] tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd voor een maximale aanmeldduur van 60 minuten.
8. De rechtbank is van oordeel dat een maximale aanmeldduur iets anders is dan een maximale parkeerduur. Anders dan in het arrest was eiseres wel gehouden voor het parkeren na het eerste uur opnieuw parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Dit was technisch ook mogelijk. Nu eiseres dat niet heeft gedaan, terwijl de auto ook toen nog geparkeerd stond op een plek waar op dat moment enkel tegen betaling mocht worden geparkeerd, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.G. Scholten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024.