Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) exploiteert een jachthaven. De inkomsten van X bestaan onder meer uit liggelden voor zeil- en motorboten. Deze liggelden worden betaald voor verschillende activiteiten die in de jachthaven plaatsvinden. X betoogt in deze procedure dat de terbeschikkingstelling van de ligplaatsen voor zeilboten en snelle motorboten is onderworpen aan het verlaagde omzetbelastingtarief op grond van artikel 9, lid 2, onderdeel a, Wet OB 1968 in samenhang gelezen met post b.3 van tabel I.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de verhuur van de ligplaatsen in de jachthaven niet is aan te merken als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening onder terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie, maar als de verhuur van parkeerruimte voor boten. Hierop is het algemene omzetbelastingtarief van toepassing, aldus het Hof.

X heeft cassatieberoep ingesteld.

In de oordelen van het Hof ligt besloten dat de ligplaatsen op zichzelf beschouwd niet zijn bestemd voor sportbeoefening of lichamelijke opvoeding, en ook dat de voorzieningen die X hierbij aan de gebruikers van de ligplaatsen biedt niet zijn bestemd voor en nodig zijn voor de daadwerkelijke sportbeoefening die met de zeil- en motorboten wordt verricht. Voorts ligt in het oordeel van het Hof besloten dat de desbetreffende handelingen en voorzieningen strekken tot het passieve verblijf van boten in de jachthaven en het in goede staat bewaren ervan wanneer met die boten geen sport wordt beoefend. Tevens ligt daarin besloten de slotsom van het Hof dat de handelingen van X, ook indien zij als één prestatie in aanmerking worden genomen, niet kunnen worden aangemerkt als het aan de gebruikers van de ligplaatsen verlenen van het recht gebruik te maken van een accommodatie die voor sportbeoefening of lichamelijke opvoeding is bestemd en met dat doel voor ogen wordt gebruikt.

Volgens de Hoge Raad geven deze oordelen van het Hof niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het cassatieberoep van X wordt ongegrond verklaard.

Contrair Conclusie A-G Ettema (NLF 2017/2778, met noot van Gruson).

Op basis van artikel 98 jo. bijlage III, onder 14, Btw-richtlijn mag het verlaagde btw-tarief worden toegepast op het recht gebruik te maken van ‘sportaccommodaties’. De Nederlandse tekst luidt anders dan die van de Btw-richtlijn. Volgens tabel I, post b.3, Wet OB 1968 is het verlaagde tarief van toepassing op ‘het geven van gelegenheid tot sportbeoefening’. Het woord ‘sportaccommodatie’ komt niet voor in de Nederlandse implementatie.

De Hoge Raad heeft voor de toepassing van tabel I, post b.3, Wet OB 1968 aansluiting gezocht bij de term ‘sportaccommodatie’. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het nationale begrip ‘het geven van gelegenheid tot sportbeoefening’ veronderstelt dat een dienst wordt verleend aan iemand die zonder dat die dienst wordt verleend, niet dezelfde gelegenheid zou hebben tot de sportbeoefening. Volgens de Hoge Raad ligt het in de rede hierbij te denken aan het gelegenheid geven voor sportbeoefening in een gebouw dat of een locatie die voor de sportbeoefening is ingericht.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
maart 2013
Instantie
HR
Datum instantie
14 juni 2018
Rolnummer
16/05180
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:912
Auteur(s)
mr. J. Sanders jr.
PKF Wallast
NLF-nummer
NLF 2018/1363
Aflevering
28 juni 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1601
bwbr0002629&artikel=9&lid=2,bwbr0002629&artikel=9&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina