Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In juli 2017 is een onderzoek gestart naar een autobedrijf (bedrijf 1) wegens de verdenking van betrokkenheid bij intracommunautaire btw-fraude. De eigenaren van bedrijf 1 zijn in 2020 door Rechtbank Overijssel veroordeeld voor betrokkenheid bij deze fraude (vonnissen van 25 augustus 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:2773 en ECLI:NL:RBOVE:2020:2759).

Volgens de FIOD heeft ook bedrijf X (verdachte) auto’s geleverd aan bedrijven waarvan de FIOD vermoedt dat dit katvangersbedrijven zijn. Volgens de FIOD hanteert verdachte eenzelfde modus operandi als bedrijf 1.

Aan verdachte zijn de volgende twee feiten ten laste gelegd.

1. het opzettelijk onjuist en/of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting, terwijl dat ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;

2. het valselijk opmaken van facturen en de bedrijfsadministratie, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken.

De strafkamer van Rechtbank Amsterdam komt tot het oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake was van katvangersconstructies waaraan verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte passieve btw-fraude heeft gepleegd in de zin dat zij zou hebben geweten dat er elders in de keten btw-fraude werd gepleegd. Het enkele feit dat een afnemer elders in de keten is aangemerkt als een (vermoedelijke) ‘missing trader’ is daarvoor onvoldoende, omdat dit onvoldoende is om opzet vast te stellen.

Aangezien niet is vastgesteld dat verdachte zelf fraude heeft gepleegd en evenmin sprake is van fraude elders in de keten waarvan verdachte wist, kan niet worden bewezen dat zij opzettelijk onjuiste belastingaangiften heeft ingediend door het nultarief toe te passen. Gelet hierop kan ook niet worden bewezen dat de facturen die aan de belastingaangiften ten grondslag lagen en de bedrijfsadministratie waarin deze facturen zijn opgenomen vals zijn. Verdachte wordt van beide ten laste gelegde feiten vrijgesproken.

Metadata

Rubriek(en)
Strafrecht
Belastingtijdvak
2017-2019
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum instantie
6 september 2024
Rolnummer
81/307060-22
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2024:5554

Naar de bovenkant van de pagina