Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is in loondienst werkzaam voor een EU-instelling (Y). X heeft van deze instelling in 2015 een salaris genoten van € 95.331. Dit salaris is op grond van artikel 12 Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (hierna: het Protocol) vrijgesteld van Nederlandse belastingheffing.

In geschil is of bij de berekening van de algemene heffingskorting, als bedoeld in artikel 8.10, lid 2, Wet IB 2001, rekening moet worden gehouden met het door X genoten salaris van Y.

Volgens Rechtbank Den Haag is dat het geval. Zij verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2011 (10/01513, ECLI:NL:HR:2011:BP2997).

X heeft gesteld dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden nu de vermindering van de algemene heffingskorting in de door de Inspecteur voorgestane zin tot gevolg heeft dat hij zwaarder wordt belast over zijn overige inkomsten. Anders dan de Rechtbank geeft Hof Den Haag X hierin gelijk.

De vermindering van de algemene heffingskorting is in strijd met het Unierecht, oordeelt het Hof. De omstandigheid dat artikel 8.10, lid 2, Wet IB 2001 rekening houdt met de draagkracht van een belastingplichtige, kan geen rechtvaardigingsgrond vormen voor een met het Protocol strijdige (indirecte) last van de door de Europese Unie aan haar ambtenaren en overige personeelsleden betaald inkomen (vgl. HvJ 5 juli 2012, C-558/10 (Bourges-Maunoury en Heintz), ECLI:EU:C:2012:418).

In deze procedure was in geschil of bij een medewerker van de Europese Unie terecht de algemene heffingskorting werd verminderd vanwege inkomsten van de EU die waren vrijgesteld op grond van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie van 8 april 1965 (hierna: het Protocol).

Toepassing van HR 4 februari 2011 inzake de drempel voor buitengewone uitgaven

In de door de Rechtbank aangehaalde procedure van 4 februari 2011 oordeelde de Hoge Raad ten aanzien van een medewerker van het Europees Octrooibureau dat zijn inkomen wel diende te worden meegerekend voor de drempel van de buitengewone uitgaven in de zin van artikel 6.24 Wet IB 2001. In deze uitspraak overwoog de Hoge Raad dat de vrijstelling van het Protocol niet geldt voor de situatie:

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
15 juni 2018
Rolnummer
18/00404
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2018:1495
Auteur(s)
mr. E. Thomas
Tilburg University/Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2018/1419
Aflevering
5 juli 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1612
bwbr0011353&artikel=8.10&lid=2,bwbr0011353&artikel=8.10&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid