Direct naar content gaan

Samenvatting

Tijdens een box 3-procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de Hoge Raad het Kerst-arrest van 24 december 2021 (21/01243, ECLI:NL:HR:2021:1963, NLF 2022/0106, met noot van Dusarduijn) gewezen, waaruit volgt dat de heffing van inkomstenbelasting in box 3 bij X (belanghebbende) over 2019 leidt tot een schending van artikel 14 EVRM en artikel 1 EP, voor zover hij door het forfaitaire stelsel van box 3 wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement.

De Inspecteur heeft naar aanleiding daarvan de aanslag verminderd. Deze vermindering is in overeenstemming met het Besluit rechtsherstel box 3 (besluit van 28 juni 2022, 2022-176296, NLF 2022/1378, met noot van Hoogwout) en de nadien met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 in werking getreden Wet rechtsherstel box 3 (de Herstelwet).

Het Hof heeft geoordeeld dat het de wetgever vrijstaat om bij belastingheffing over inkomsten uit vermogen het nominale rendement te hanteren, zonder rekening te houden met inflatie, en een tarief van 30% toe te passen. Verder heeft het Hof geoordeeld dat X geen recht heeft op rentevergoeding over ten onrechte geheven belasting in box 3, ondanks verwijzing naar artikel 41 EVRM en eerdere jurisprudentie (Darby tegen Zweden). Het Hof vond dat de lagere belastingheffing in box 3 voldoende rechtsherstel bood voor mogelijke strijdigheid met het EVRM van het belastingrentesysteem in de AWR.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad op 6 juni 2024 heeft uitgesproken in de zaak met nummer 23/00653 (ECLI:NL:HR:2024:705, NLF 2024/1353, met noot van Van den Berg), rechtsoverweging 5.4.4.

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. Deze worden met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.

Het incidentele beroep van de staatssecretaris heeft betrekking op de beslissing van het Hof over de vergoeding van rente. De klacht, die slechts aanvoert dat het Hof op andere gronden tot zijn beslissing had moeten komen, wordt wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaard.

Conform Conclusie A-G Pauwels (NLF 2024/0246, met noot van Dusarduijn), met gemeenschappelijke bijlage (NLF 2024/0245, met noot van Dusarduijn).

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
HR
Datum instantie
6 juni 2024
Rolnummer
23/00989
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:813
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam / Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2024/1406
Aflevering
18 juni 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6440
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001001&artikel=1,bwbv0001001&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina