Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een BV exploiteert een bodemsaneringsbedrijf en maakt daarbij gebruik van zware grondreinigingsinstallaties die op haar terrein zijn aangebracht. De installaties kunnen technisch gesproken wel worden verplaatst maar zijn bestemd om steeds op dezelfde plaats te worden gebruikt. De gemeente Rotterdam (ZH) gaat er vanuit dat de installaties onroerend zijn. Daarom ontving de BV een aanslag onroerendezaakbelasting 1996 die was gebaseerd op een heffingsgrondslag van fl. 10.028.000. Volgens de BV waren de installaties niet onroerend, maar in beroep had het Hof Rotterdam gelijk gegeven. Het door de BV ingestelde cassatieberoep strandt ook. De Hoge Raad beslist dat het oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
1996
Instantie
HR
Datum instantie
13 mei 2005
Rolnummer
37.523
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AT5469

Naar de bovenkant van de pagina