Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) houdt zich bezig met de aan- en verkoop van onroerende zaken.

De Inspecteur stelt naar aanleiding van een boekenonderzoek dat X voor de levering van zes percelen ten onrechte geen omzetbelasting heeft voldaan omdat sprake is van bouwterreinen (periode 2014-2016). Hij heeft een naheffingsaanslag opgelegd van in totaal € 267.828 en boetebeschikkingen.

Rechtbank Gelderland heeft de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 156.517.

Evenals de Rechtbank beoordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep per perceel of sprake is van een bouwterrein in de zin van de Wet OB 1968.

In casu moet ten aanzien van de percelen mede worden onderzocht of contractueel omschreven aanvullende verplichtingen van de verkoper zien op (gedeeltelijke) sloop van oude gebouwen en in hoeverre deze werkzaamheden door of voor rekening en risico van de verkoper zijn of zullen worden verricht (vgl. HR 9 februari 2024, 21/04052, ECLI:NL:HR:2024:218, NLF 2024/0441, met noot van Willemsen, r.o. 2.5.1.).

Voorts kan volgens het Vastgoedbesluit bij gedeeltelijk slopen wel sprake zijn van de levering van een bouwterrein als op het moment van de levering fysiek weliswaar nog een restant van een oud gebouw aanwezig is, maar de leverancier heeft afgesproken een onbebouwd terrein te leveren en het gebouw daartoe door de leverancier of in zijn opdracht wordt gesloopt (zie par. 3.1.3 en 4.3.2 van het Vastgoedbesluit). Op dit punt is het Vastgoedbesluit in lijn met HvJ 19 november 2009, zaak C-461/08 (Don Bosco), ECLI:EU:C:2009:722 en de jurisprudentie die daarop is gevolgd.

Met inachtneming van het voorgaande komt het Hof tot het oordeel dat alleen ten aanzien van [adres2] 6a sprake is van een bouwterrein. Alleen ten aanzien van dit perceel is het gelijk aan de Inspecteur.

X betoogt nog tevergeefs dat bij de hoogte van de naheffingsaanslag ten aanzien van het perceel rekening moet worden gehouden met de overdrachtsbelasting die ter zake van de overdracht van dat perceel is geheven en die blijkens de koopovereenkomst voor rekening van X is gekomen.

De naheffingsaanslag wordt verminderd tot een bedrag van € 53.003.

Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur uitdrukkelijk en ondubbelzinnig verklaard dat de boete moet worden vernietigd.

Het Hof kent een vergoeding van immateriële schade toe van € 500 en ten aanzien van de boete nog een – extra – vergoeding van immateriële schade van € 4.000.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2014-2016
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
30 april 2024
Rolnummer
22/67; 22/68
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:3005
NLF-nummer
NLF 2024/1144
Aflevering
14 mei 2024

Naar de bovenkant van de pagina