Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Inspecteur heeft de terugbetaling van douanerechten ter zake van de invoer van kabeljauw aan X (bv; belanghebbende) geweigerd. Voorts heeft hij een utb uitgereikt, omdat X aangiften tot plaatsing van kabeljauw onder de regeling bijzondere bestemming in eigen naam en voor eigen rekening heeft gedaan, terwijl zij niet beschikte over de daarvoor vereiste vergunning. Niet X maar haar klant B (importeur) beschikte over de vergunning.

X heeft tevergeefs beroep en hoger beroep ingesteld.

Artikel 173, lid 3, DWU biedt in het onderhavige geval geen grond voor de door X verzochte wijziging van de aangiften (van aangiften in eigen naam en voor eigen rekening naar aangiften in eigen naam, maar voor rekening van B). Voor de gevraagde terugbetaling bestaat daarom geen grond.

Ten aanzien van aan douanerechten onderworpen goederen ontstaat een douaneschuld bij invoer door niet-naleving van één van de voorwaarden voor de toekenning van een verlaagd douanerecht op grond van de bijzondere bestemming van de goederen (artikel 79, lid 1, aanhef en onderdeel c, DWU). Deze douaneschuld ontstaat op het moment dat de aangifte wordt aanvaard. De utb is daarom terecht aan X uitgereikt. Ten overvloede merkt Hof Amsterdam op dat ook onder de werking van het CDW de door X gewenste wijziging niet mogelijk zou zijn geweest.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
14 september 2023
Rolnummer
22/0252; 22/02529
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:2765
NLF-nummer
NLF 2023/2731
Aflevering
30 november 2023

Naar de bovenkant van de pagina