Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft zijn woning in 2016 uitgebreid met een aanbouw, die hij als gastenverblijf verhuurt via Airbnb. In 2018 is een bedrag van € 2.647,25 aan huurinkomsten ontvangen.

Bij de aanslag IB/PVV 2018 van X zijn inkomsten uit tijdelijke verhuur in aanmerking genomen en is de aftrek voor scholingsuitgaven niet in aanmerking genomen.

Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat de tijdelijkeverhuurregeling van toepassing is en dat de inkomsten uit het ter beschikking stellen van het gastenverblijf terecht op grond van artikel 3.113 Wet IB 2001 zijn belast. X mag wel de door hem gestelde kosten voor de verhuur in aftrek brengen (70% van € 774).

Dit oordeel wordt in hoger beroep door Hof Amsterdam bevestigd.

Het gastenverblijf vormt – evenals de Rechtbank heeft geoordeeld – een bestanddeel van de eigen woning, dan wel toch – in ieder geval – een aanhorigheid bij de woning. Daarbij moet ervan worden uitgegaan dat de tijdelijke terbeschikkingstelling van dat bestanddeel of die aanhorigheid aan de eigen woning niet (geheel of ten dele) het karakter van eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, lid 1, Wet IB 2001 ontneemt.

Het Hof bevestigt ook het oordeel van de Rechtbank dat geen recht bestaat op aftrek van scholingsuitgaven voor het volgen van trainingen op het gebied van actief beleggen. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een (samenhangend) leertraject heeft gevolgd als bedoeld in artikel 6.27, lid 1, Wet IB 2001.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
25 april 2024
Rolnummer
23/424
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:1325
NLF-nummer
NLF 2024/1194
Aflevering
21 mei 2024
bwbr0011353&artikel=3.111,bwbr0011353&artikel=3.111,bwbr0011353&artikel=3.113,bwbr0011353&artikel=3.113,bwbr0011353&artikel=6.27,bwbr0011353&artikel=6.27

Naar de bovenkant van de pagina