Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak draait het om de berekening van omzetverlies voor de TVL-subsidie, waarbij het referentiekwartaal het vierde kwartaal van 2019 is. De minister van EZK baseerde de omzet op de Belastingdienstregistratie, waar de omzet als nihil stond geregistreerd (geen TVL). De onderneming die de aanvraag had gedaan wees op een ingediende suppletieaangifte over 2019 (wel TVL), die nog niet was geaccepteerd vanwege een lopend boekenonderzoek.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) hanteert de maatstaf dat de aangifte bij de Belastingdienst het uitgangspuntĀ is, waarbij de minister navraag moet doen als hij de omzet niet aannemelijk vindt. Dit geldt ook voor een suppletieaangifte. Zolang de Belastingdienst geen aanpassing doorvoert, moet worden uitgegaan van de suppletieaangifte. De minister heeft ten onrechte de nihil-registratie gebruikt, en het CBb draagt hem op een nieuwe beslissing te nemen, rekening houdend met de suppletieaangifte, binnen 6 weken. De onderneming krijgt vervolgens 4 weken om haar zienswijze te geven.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2019
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum instantie
5 juni 2023
Rolnummer
22/889; 22/2526
ECLI
ECLI:NL:CBB:2023:701
NLF-nummer
NLF 2023/2909
Aflevering
21 december 2023

Naar de bovenkant van de pagina