Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft bij Rechtbank Rotterdam betoogd dat de Heffingsambtenaar bij het opleggen van de (voorlopige) aanslag zuiveringsheffing 2021 voor zijn bedrijfsruimte (een horecapand) onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van de coronamaatregelen, die resulteerden in de sluiting van zijn pand.

De Heffingsambtenaar heeft echter aangegeven dat hij X tegemoet is gekomen door de basis voor de voorlopige aanslag te verminderen naar 25 vervuilingseenheden. Hoewel X een korting van 40% bepleit, heeft hij in zijn bezwaar geen melding gemaakt van de coronamaatregelen of de daaruit voortvloeiende terughoudendheid bij het opleggen van de heffing. Ondanks dat de Heffingsambtenaar de vervuilingseenheden nog verder heeft verminderd, heeft X geen kwantitatieve gegevens overgelegd over de nadelen die hij heeft geleden door de coronamaatregelen of over mogelijke staatssteun. Daarom heeft de Rechtbank geoordeeld dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Heffingsambtenaar de aanslag in maart 2021 had moeten intrekken vanwege de coronamaatregelen.

De Rechtbank heeft de voorlopige aanslag niet verder verlaagd en geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend.

Tegen dit oordeel heeft X hoger beroep ingesteld bij Hof Den Haag, maar het Hof bevestigt het oordeel van de Rechtbank.

Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
3 april 2024
Rolnummer
23/371
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:536
NLF-nummer
NLF 2024/1155
Aflevering
14 mei 2024
bwbr0005108&artikel=122d,bwbr0005108&artikel=122d

Naar de bovenkant van de pagina