Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak is de box 3-heffing van X (belanghebbende) over het jaar 2021 in geschil. De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 483.

X heeft in het onderhavige jaar over zijn banktegoeden (saldo 1 januari € 130.053) een renteopbrengst genoten van € 3. Over de overige bezittingen – die naast een aandeel in de VvE-reserves bestonden uit tegoedbonnen van € 1.465, verkregen in verband met een werkjubileum van X – heeft X geen rendement genoten.

Tussen partijen is niet in geschil dat het werkelijk behaalde rendement over het totale vermogen in het onderhavige jaar lager was dan het rendement dat volgens de Wet rechtsherstel box 3 in aanmerking moet worden genomen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verwijst naar de uitspraak van deze Rechtbank van 22 september 2023, 20/6766, ECLI:NL:RBZWB:2023:6667, NLF 2023/2243 en stelt het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen vast op het werkelijk behaalde rendement van € 3.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
19 april 2024
Rolnummer
23/2421
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2586
NLF-nummer
NLF 2024/1031
Aflevering
30 april 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina