Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze WOZ-zaak is in hoger beroep de hoogte van de vergoeding voor de door X (belanghebbende) geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in geschil.

Rechtbank Amsterdam heeft in afwijking van het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016 (14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252) een vergoeding van immateriële schade toegekend van € 100 (2 × € 50).

X stelt dat zij recht heeft op een vergoeding € 1.000.

Hof Amsterdam geeft X gelijk. Het Hof ziet geen reden om af te wijken van de forfaitaire bedragen van het overzichtsarrest. Daarvoor acht het Hof onder meer het verschil met het drempelbedrag van € 15, als vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017 (16/02302, ECLI:HR:2017:292), te groot, hoezeer ook dat drempelbedrag een bijstelling verdient. In casu is sprake van een financieel belang van ten hoogste (afgerond) € 750.

De omstandigheid dat met ingang van 1 januari 2024 de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM (Stb. 2023, 507) in werking is getreden, maakt het hiervoor overwogene niet anders, omdat artikel IV van die wet voor een geval als het onderhavige een eerbiedigende werking inhoudt.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
16 januari 2024
Rolnummer
23/633
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:355
NLF-nummer
NLF 2024/0528
Aflevering
27 februari 2024

Naar de bovenkant van de pagina