Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en zijn voormalige partner waren ieder voor de helft eigenaar van een woning. Zij hadden hiervoor een hypothecaire lening afgesloten. In 2014 is de woning verkocht. De restschuld ter zake van (voormalige) eigen woning bedroeg op dat moment € 151.912.

In hoger beroep is, net als bij Rechtbank Gelderland, in geschil of de Inspecteur terecht slechts een bedrag van € 4.484 in aftrek heeft toegelaten als rente voor de restschuld.

Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt dat het aandeel van X in de restschuld de helft bedraagt, ofwel een bedrag van € 75.956. Niet alleen de rente die X ter zake van voornoemde restschuld heeft betaald komt voor aftrek in aanmerking, maar ook de rente die is bijgeschreven op de hoofdsom en daardoor rentedragend is geworden. Anders dan X voorstaat, kan evenwel de rente die nadien is verschuldigd over de rente die is bijgeschreven op de hoofdsom, niet in aftrek worden gebracht.

De Inspecteur heeft een renteaftrek van € 4.484 in aanmerking genomen. X wenst in ieder geval een rentebedrag van 7% van € 75.956, ofwel € 5.317 in aftrek te brengen. Hij maakt echter niet aannemelijk dat hij 7% rente is verschuldigd ter zake van de restschuld.

Van gewekt vertrouwen is volgens het Hof geen sprake. Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
28 mei 2024
Rolnummer
23/11
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:3650
NLF-nummer
NLF 2024/1364
Aflevering
11 juni 2024
bwbr0011353&artikel=3.120a,bwbr0011353&artikel=3.120a

Naar de bovenkant van de pagina