Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) zijn navorderingsaanslagen IB/PVV 2014 en 2015 opgelegd. Er is nagevorderd over het nog niet in het belastbaar inkomen uit werk en woning van X begrepen aandeel in het resultaat van een maatschap. Daarbij is het negatieve saldo belastbare inkomsten uit eigen woning van X en haar partner buiten aanmerking gebleven. De Inspecteur stelt dat wijziging van de onderlinge verdeling niet meer mogelijk is omdat de aan X en haar partner opgelegde aanslagen onherroepelijk vaststaan en de navorderingen zien op een ander onderdeel van het belastbaar inkomen uit werk en woning.

X heeft beroep ingesteld.

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de Inspecteur de verzochte wijziging in de toedeling van het saldo belastbare inkomsten uit eigen woning bij de vaststelling van het belastbaar inkomen uit werk en woning ten onrechte buiten aanmerking heeft gelaten.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld maar Hof Den Haag verklaart dat ongegrond.

Het is X op grond van artikel 2.17, lid 4, Wet IB 2001 toegestaan op gezamenlijk verzoek met de echtgenoot de onderlinge verhouding van het saldo belastbare inkomsten uit eigen woning te wijzigen zolang de aan X opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 2014 en 2015 nog niet onherroepelijk vaststaan.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014-2015
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
7 juni 2023
Rolnummer
22/00422; 22/00423
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:1082
NLF-nummer
NLF 2023/1615
Aflevering
20 juli 2023

Naar de bovenkant van de pagina