Naheffing BPM; ontbreken oordeel over kilometerstand blijft zonder gevolgen (2)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26 oktober 2023
Samenvatting
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats, belanghebbende, (gemachtigde: mr. H. van Dam),
en
de inspecteur van de belastingdienst.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 4 oktober 2022.
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd voor een bedrag van € 12.236.
1.2. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de gemachtigde, mr. R. Lammers en [naam] en namens de inspecteur: [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
3. Belanghebbende heeft op zijn aangifte van 24 februari 2022 een bedrag van € 6.672 aan Bpm voldaan ter zake van de registratie van het motorrijtuig Mercedes-Benz GLS-klasse met VIN [nummer] . De datum eerste toelating van auto is 28 april 2021.
3.1. Bij de aangifte is voor de auto een taxatierapport gevoegd. In dit rapport heeft de taxateur een bedrag aan schade berekend van € 44.016, een correctie bijgeteld van € 250 voor de toepassing van een Xray matrix, een correctie in verband met geen oordeel van de kilometerstand van € 3.800 toegepast en een extra waardevermindering van € 4.000 vanwege schadeverleden toegepast. In totaal is er een bedrag van € 51.566 in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde van € 74.327.
3.2. Belanghebbende is opgeroepen voor een hertaxatie door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in het taxatierapport van 14 maart 2022. Bij de hertaxatie is een waardevermindering als gevolg van schade toegekend van € 15.059.
3.3. De inspecteur heeft op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm voor de auto moet worden vastgesteld op € 18.908. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
Motivering
Historische nieuwprijs
4. Belanghebbende bepleit een historische nieuwprijs van € 161.333 en de inspecteur van € 162.392.
4.1. De rechtbank is van oordeel dat de bewijslast voor de historische nieuwprijs op belanghebbende rust, omdat de afschrijving mede bepaald wordt op basis van deze waarde. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de inspecteur heeft belanghebbende niet voldoende overtuigend bewezen dat de door hem verdedigde historische nieuwprijs gehanteerd moet worden, noch is duidelijk wat het belang is bij een lagere nieuwprijs.
Waardevermindering wegens schade
5. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat er niet voldoende rekening is gehouden met de door belanghebbende gestelde schade. Omdat sprake is van een waardeverminderende omstandigheid rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende. Belanghebbende dient de omvang van de schade, en de invloed daarvan op de handsinkoopwaarde aannemelijk te maken. De normale gebruiksschade kan niet in mindering gebracht worden op de handelsinkoopwaarde van de auto. Op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel c, van de Wet Bpm dient onder normale gebruiksschade te worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. Te denken valt hierbij aan slijtage aan motor en banden of kleine beschadigingen zoals steenslag, krasjes en kleine deuken.
5.1. Belanghebbende heeft aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met een bedrag aan schade zoals opgenomen in het taxatierapport van zijn taxateur van € 44.016. De inspecteur heeft op basis van het taxatierapport van DRZ 72% van de in dat rapport vermelde schade in mindering gebracht, te weten € 15.059.
5.2. De rechtbank ziet geen aanleiding om meer schade in aftrek toe te staan. De taxateur van belanghebbende heeft de opname gedaan op 18 februari 2022 volgens het taxatierapport. De inspecteur heeft onweersproken gesteld dat er sprake is van deelherstel. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat er tussen de datum van de inspectie van de taxateur en de datum van de tenaamstelling bij de RDW van 28 februari 2022 sprake is geweest van herstelwerkzaamheden. Het taxatierapport van belanghebbende kan dan ook niet dienen als overtuigend bewijs voor eventuele schade. Belanghebbende heeft de waardevermindering wegens schade niet aannemelijk gemaakt.
5.3. Belanghebbende voert aan dat de waardevermindering als gevolg van schade vastgesteld moet worden op een hoger percentage dan 72% van de begrote herstelkosten.
5.4. Belanghebbende dient aannemelijk te maken dat de waardevermindering als gevolg van schade meer bedraagt dan 72% van het schadebedrag. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende daar niet in geslaagd. De rechtbank ziet geen aanleiding om over dit onderwerp prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen, zoals belanghebbende ter zitting heeft bepleit.
5.5. Belanghebbende stelt dat er een waardevermindering van € 4.000 moet worden toegepast vanwege schadeverleden van de auto. De inspecteur betwist deze beroepsgrond.
Naar het oordeel van de rechtbank dient belanghebbende de waardevermindering vanwege schadeverleden van de auto aannemelijk te maken. Belanghebbende heeft dit niet gedaan door dit enkel te stellen. Belanghebbende heeft de waardeverminderingen niet aannemelijk gemaakt
Ontbreken oordeel RDW over kilometerstand
6. Belanghebbende stelt dat de omstandigheid dat de RDW geen oordeel heeft gegeven over de juistheid van de kilometerstand reden is om de waarde van de auto te verminderen met een bedrag van € 3.800.
6.1. Naar het oordeel van de rechtbank kan het ontbreken van een oordeel door de RDW over de kilometerstand in beginsel een waardedrukkende factor zijn, te meer omdat dit in bepaalde situaties zou kunnen duiden op tellerfraude en dit oordeel een omstandigheid is die, ook bij latere overdrachten, aan de auto blijft kleven. De last om aannemelijk te maken dat ook in het onderhavige geval sprake is van een dergelijk waardedrukkend effect, rust, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de inspecteur, op belanghebbende. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van onregelmatigheden met betrekking tot de kilometerstand of dat overigens sprake is van een waardevermindering door het ontbreken van een oordeel door de RDW over de kilometerstand dat niet reeds in de koerslijst is verdisconteerd. De rechtbank merkt daarbij op dat belanghebbende heeft volstaan met algemene stellingen en zich daarbij niet toegespitst op de concrete situatie van de onderhavige auto. In het taxatierapport wordt door de taxateur ook geen melding gemaakt van een mogelijk onjuiste kilometerstand of anderszins twijfel geuit over de betrouwbaarheid daarvan. Belanghebbende heeft dan ook ten onrechte een correctie toegepast.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 26 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.