Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft vanaf 1966 pensioenrechten opgebouwd in het kader van zijn dienstbetrekking bij het ministerie van Defensie. Nadat X zijn functionele leeftijdsontslag kreeg, is de pensioenopbouw door blijven lopen tot aan de pensioeningangsdatum.

X heeft in 2021 een ABP-pensioen ontvangen van € 41.921. Tevens ontving hij in 2021 een AOW-uitkering van € 11.245.

X stelt dat de uitkering van het ABP uitgesteld loon betreft en moet worden aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, waardoor recht bestaat op arbeidskorting. Tevens is volgens X al over de pensioenpremies belasting betaald in de opbouwfase, zodat de uitbetaling onbelast zou moeten zijn.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant geeft X geen gelijk en verwijst naar de procedure over het jaar 2016 met identieke geschilpunten (Hof Den Bosch 14 mei 2020, 19/00711, ECLI:NL:GHSHE:2020:1569, NLF 2020/1243; HR 26 februari 2021, 20/01868, ECLI:NL:HR:2021:291 (artikel 81 Wet RO)).

Van gewekt vertrouwen is geen sprake. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
16 juli 2024
Rolnummer
23/9069
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4626
NLF-nummer
NLF 2024/1810
Aflevering
6 augustus 2024
bwbr0011353&artikel=8.11&lid=1,bwbr0011353&artikel=8.11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina