Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(1)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent
Samenvatting
In deze WOZ-zaak heeft X (belanghebbende) ter zitting van Hof Arnhem-Leeuwarden nader gesteld dat de toezendplicht van artikel 40, lid 2, Wet WOZ is geschonden omdat de volgende gegevens niet tijdens de bezwaarfase zijn verstrekt: (i) de KOUDV-correcties, (ii) de KOUDV-factoren behoudens de gegevens inzake het onderhoud en de voorzieningen, en (iii) de onderbouwing van de verstrekte indexeringspercentages.
De Heffingsambtenaar heeft ter zitting van het Hof onweersproken gesteld dat X tijdens het hoorgesprek is geïnformeerd over de wijze waarop de beschikte waarde is vastgesteld.
Het Hof acht aannemelijk dat de Heffingsambtenaar destijds inzake (i) de KOUDV-correcties niet over gegevens als bedoeld in artikel 40, lid 2, Wet WOZ beschikte. De kennis en ervaring van een taxateur valt naar het oordeel van het Hof hier niet onder.
Het Hof acht aannemelijk dat de Heffingsambtenaar destijds inzake (ii) de gegevens over de KOUDV-factoren die beschikbaar waren, in het taxatieverslag heeft verstrekt.
De onderbouwing van de indexeringspercentages (iii) valt niet onder het bereik van de toezendplicht van artikel 40, lid 2, Wet WOZ.
Artikel 40, lid 2, Wet WOZ, is niet geschonden, concludeert het Hof.
Het hoger beroep is ongegrond.
BRON
Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van belanghebbende te woonplaats (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 december 2022, nummer UTR22/1945, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 11 te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2020 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 791.000.
1.2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar gegrond verklaard en de waarde verlaagd naar € 754.000.
1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord H. Vloet, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] , namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] , taxateur.
1.6. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een in 1993 gebouwde twee-onder-een-kap semi bungalow met een berging/schuur (16 m2) en zolder. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 152 m2 en een kaveloppervlakte van 791 m2.
2.2. Namens belanghebbende is op 8 april 2021 bezwaar gemaakt tegen de beschikking. In het bezwaarschrift is onder meer het volgende opgenomen:
Tevens verzoek ik u conform artikel 40 wet WOZ en artikel 7:4 Awb om alle op de zaak betrekking hebbende stukken, waaronder in ieder geval de onderbouwing van de taxatie, inzichtelijk te verstrekken.
Ik verzoek u, conform voorgaande zin, van het onderhavige object alsmede van de gehanteerde referentiepanden, de grondstaffels, liggingsfactor, 'onderbouwing van de indexering naar waardepeildatum en de KOUDV-factoren te overleggen. Bij een afwijking van de gemiddelde KOUDVfactoren ontvang ik graag inzicht in de gehanteerde correcties.
Graag ontvang ik deze stukken in een overzichtelijke taxatiekaart. Hieromtrent verwijs ik naar ECLI:NL:RBNHO:2020:8608 waarin is geoordeeld dat artikel 7:4 Awb niet alleen een inzagerecht beschrijft, maar ook een plicht om op verzoek deze stukkén toe te zenden. Een overzichtelijke taxatiekaart kan dan het taxatieverslag vervangen.
2.3. In het Taxatieverslag zijn van de onroerende zaak en de gebruikte vergelijkingsobjecten, naast een foto, onder meer de volgende gegevens opgenomen:
- het bouwjaar;
- de oppervlakten van de diverse onderdelen (onder andere woning, grond, bijgebouwen);
- de kwalificatie van het onderhoud en de voorzieningen; en
- de (vorige) vastgestelde WOZ-waarden.
Verder zijn van de onroerende zaak de kadastrale gegevens vermeld en van de vergelijkingsobjecten de transactiedatum en de transactieprijs.
2.4. Per e-mail van 26 mei 2021 heeft de heffingsambtenaar de grondstaffel overgelegd aan belanghebbende.
2.5. Namens belanghebbende is op 22 juni 2021 het bezwaar aangevuld. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
Ik verzoek u bij niet volledig tegemoetkoming aan het bezwaar de opbouw en een controleerbare onderbouwing van de kavelwaarde, de zogenoemde grondstaffel, op basis van recente uitspraken van de rechtbank Oost Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2018;357) en de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2017:1051) tijdig voor het plaatsvinden van de hoorzitting te overleggen. Indien de door u gebruikte grondstaffel geheel of ten dele het resultaat is van een geautomatiseerd proces verzoek ik u conform artikel 7:4 lid 2 Awb zorg te dragen voor de inzichtelijkheid en controleerbaarheid van die keuzes, aannames en gegevens.
Ik verzoek u de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren, alsmede de manier waarop u de verschillen hebt verdisconteerd, van het onderhavige object en van de door u opgevoerde vergelijkingsobjecten tijdig voor het plaatsvinden van de hoorzitting te verstrekken. Ook verzoek ik u het gehanteerde indexeringspercentage, om de waarde van de referentiepanden op waardepeildatum te bepalen, te verstrekken inclusief de onderbouwing van het door u gehanteerde indexeringspercentage. Mocht u in de uitspraak op bezwaar de waarde van het onderhavige object aan de hand van andere referentiepanden dan op het door u verstrekte taxatieverslag onderbouwen dan verzoek ik u in de uitspraak op bezwaar bovenstaande punten van de andere referentiepanden te verstrekken. Indien de door u gebruikte KOUDV- / KOLDU- en liggingsfactoren geheel of ten dele het resultaat is van een geautomatiseerd proces verzoek ik u conform artikel 7:4 lid 2 Awb zorg te dragen voor de inzichtelijkheid en controleerbaarheid van die keuzes, aannames en gegevens.
Ik verzoek u de taxatiekaart met daarop vermeld de onderdeelwaardes voor de objectonderdelen welke meegenomen zijn in de taxatie van het onderhavige object alsmede de onderdeelwaardes van de bijgebouwen van de gehanteerde referentiepanden te verstrekken.
2.6. Op 27 juli 2021 heeft de hoorzitting plaatsgevonden. In de uitspraak op bezwaar van 16 februari 2022 is van dit gesprek de volgende samenvatting opgenomen:
Op 27 juli 2021 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden met taxateur [naam3] . Tijdens de hoorzitting is het volgende aangedragen: Inzicht in de volledige koudv en liggingsfactoren. Overlast van spoor. Gesplitst en de scheidingsmuur is op bestaande fundering gebouwd daardoor veel geluidsoverlast. Onderbouwingen zijn luxer gelegen. Deze woning is gelegen in ouder deel van [woonplaats] . Overlast van verkeer en luchtvervuiling. Parkeersoverlast van dokterspraktijk in de straat. Slechts 2 ref. op taxatieverslag dus onvoldoende onderbouwd. Ook zijn deze uit 2016 en dus niet te vergelijken. Extra ref.. [adres2] 13, 640.000,-, 27-6-2019, bj 2006, go 170m2, perceel 301.000,-; [adres2] 7, 620.000,-, 26-2-2020, bj 2006, go 180m2, perceel 303.000,-; [adres3] 15, 697.000,-, 29-8-2019, bj 2008, go 181,2, perceel 228m2. Waardevoorstel: 665.000,-.
2.7. Op 16 februari 2022 heeft de heffingsambtenaar uitspraak gedaan op het bezwaar. Hierin is vermeld dat de gehanteerde indexeringspercentages zijn toegezonden.
2.8. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3. Geschil
3.1. In geschil is of de heffingsambtenaar de toezendverplichting van artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ, heeft geschonden.
3.2. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.
3.3. Ter zitting van het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende de grieven met betrekking tot de waarde van de onroerende zaak uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken. De waarde van de onroerende zaak is niet in geschil.
4. Beoordeling van het geschil
Artikel 40, lid 2, Wet WOZ
4.1. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof nader gesteld dat de toezendplicht van artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ, is geschonden omdat de volgende gegevens niet tijdens de bezwaarfase zijn verstrekt:
- de KOUDV-correcties;
- de KOUDV-factoren behoudens de gegevens inzake het onderhoud en de voorzieningen ; en
- de onderbouwing van de verstrekte indexeringspercentages.
Volgens belanghebbende is hij hierdoor in haar belangen geschaad omdat het voor hem onmogelijk was na te gaan hoe de beschikte waarde tot stand is gekomen, waardoor het niet mogelijk was om de waarde te controleren. Daarom was hij genoodzaakt in beroep te gaan, aldus belanghebbende.
4.2. De heffingsambtenaar heeft zich ter zitting van het Hof onweersproken op het standpunt gesteld dat wat betreft (a) de KOUDV-correcties het destijds zo was dat in beginsel de afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde werden gecorrigeerd met een bedrag van € 150 per m2. Aangezien dit in de praktijk niet goed bleek te werken, werden vervolgens de uitkomsten gecontroleerd door een taxateur die specifiek voor het betreffende gebied was aangewezen, aldus de heffingsambtenaar. Deze taxateur moest vervolgens, ook gelet op de uitstraling, de hoogte van de berekende waarde fiatteren alvorens de beschikking werd afgegeven. Met betrekking tot (b) de KOUDV-factoren was het volgens de heffingsambtenaar destijds in het softwarepakket alleen mogelijk om rekening te houden met het onderhoud, waaronder de kwaliteit is begrepen, en de voorzieningen. Ten slotte stelt de heffingsambtenaar met betrekking tot (c) de onderbouwing van de verstrekte indexeringspercentages dat deze voortvloeien uit de permanente marktanalyse, die gebaseerd is op openbare gegevens. De taxateur maakt hier volgens de heffingsambtenaar ook een inschatting van. Verder mogen volgens de heffingsambtenaar ter zitting van het Hof van het kadaster niet de gegevens worden overgelegd die ten grondslag liggen aan de permanente marktanalyse . De heffingsambtenaar heeft ten slotte nog verwezen naar een uitspraak van het Hof (20 februari 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1289), de uitspraak van Hof Amsterdam van 12 december 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3629 en, naar het Hof begrijpt, de uitspraak van Hof Amsterdam van 31 oktober 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2594.
4.3. Ingevolge artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ, dient aan degene te wiens aanzien een WOZ-beschikking is genomen, en die een voldoende specifiek verzoek doet tot het verstrekken van bepaalde gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen, maar die wel ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de onroerende zaak, een afschrift van die gegevens te worden verstrekt (vgl. HR 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052).
4.4. Artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ, strekt ertoe dat degene te wiens aanzien een waardebeschikking is genomen bepaalde waardegegevens kan verkrijgen, waarover hij wenst te beschikken om de juistheid van die waardebeschikking te kunnen controleren en om daarmee te kunnen beoordelen of het zinvol is beroep in te stellen (HR 21 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2326, r.o 3.2 en HR 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052, r.o 4.3.2).
4.5. Het enkele feit dat belanghebbende tijdens de hoorzitting zijn verzoeken om gegevens te verstrekken niet heeft herhaald, ontslaat de heffingsambtenaar niet van zijn wettelijke plicht om die gegevens na een voldoende specifiek verzoek te verstrekken (Hof Arnhem-Leeuwarden 17 oktober 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8794). Dat zou anders zijn indien belanghebbende het verzoek om verstrekking van bepaalde gegevens in bezwaar uitdrukkelijk en ondubbelzinnig had ingetrokken (Hof Arnhem-Leeuwarden 12 december 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:10571). Dat is hier echter niet aan de orde.
4.6. Het Hof stelt voorop dat de heffingsambtenaar ter zitting van het Hof onweersproken heeft gesteld dat tijdens het hoorgesprek belanghebbende is geïnformeerd over de wijze waarop de beschikte waarde is vastgesteld.
4.7. Het Hof acht het aannemelijk dat de heffingsambtenaar destijds inzake (a) de KOUDV-correcties niet over gegevens als bedoeld in artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ, beschikte. De kennis en ervaring van een taxateur valt naar het oordeel van het Hof hier niet onder. Het Hof komt tot de conclusie dat artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ, niet is geschonden.
4.8. Het Hof acht het aannemelijk dat de heffingsambtenaar destijds inzake (b) de KOUDV-factoren niet voor alle factoren over gegevens als bedoeld in artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ, beschikte. De gegevens over de KOUDV-factoren die wel beschikbaar waren, zijn door de heffingsambtenaar in het Taxatieverslag verstrekt. De kennis en ervaring van een taxateur valt naar het oordeel van het Hof niet onder gegevens als bedoeld in artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ. Het Hof komt tot de conclusie dat artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ, niet is geschonden.
4.9. Het Hof overweegt met betrekking tot (c) de onderbouwing van de indexeringspercentages dat deze niet onder het bereik van de toezendplicht van artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ, vallen (Hof Arnhem-Leeuwarden 23 april 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2837, r.o. 4.14 en 4.15).
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Griffierecht en proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, raadsheer, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.