Direct naar content gaan

Samenvatting

Dit is een vordering tot cassatie in het belang der wet van de uitspraak van Hof Den Haag van 27 juni (22/01192, ECLI:NL:GHDHA:2023:1447) over een aanslag vpb 2017 van X (bv; belanghebbende), de moedermaatschappij van een fiscale eenheid.

In verband met dreigende verliesverdamping heeft X bezwaar gemaakt tegen de nihilaanslag vpb 2017 en verzocht de fiscale winst hoger vast te stellen na opwaardering van drie in 2018/2019 verkochte onroerende zaken naar hun WEV. De aanslag zou daar niet anders van worden: die zou na verliesverrekening nog steeds nihil bedragen.

Het bezwaar en ook het beroep is ongegrond verklaard.

Hof Den Haag heeft de leer dat bezwaar en beroep slechts kunnen strekken tot verlaging van de aanslag of verhoging van het verlies genuanceerd omdat voorkoming van verliesverdamping de belastingplichtige in een betere positie kan brengen. Het Hof heeft ‘naar analogie’ van het arrest van de Hoge Raad van 16 december 2005 (24/00944, ECLI:NL:HR:2005:AU8I69) in de nihilaanslag een impliciete verliesverrekeningsbeschikking gelezen en die veronderstelde beschikking als bestreden besluit aangemerkt. Ter zake van dat besluit zou X in een betere positie kunnen komen. Daardoor kwam het Hof toe aan het materiële geschilpunt over de toelaatbaarheid van winstneming op de drie panden in het jaar vóór hun verkoop. Volgens het Hof staat goed koopmansgebruik dat niet toe.

A-G Wattel vordert dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof casseert op twee, elk zelfstandige gronden.

Ten eerste had het Hof het rechtsmiddelgebruik van de belastingplichtige niet-ontvankelijk moeten verklaren wegens gebrek aan belang, omdat in casu, anders dan in het arrest van de Hoge Raad van 23 februari 2024 (21/05429, ECLI:NL:HR:2024:265) een verliesverrekeningsbeschikking als geschilobject/rechtsingang ontbreekt en de nihilaanslag niet lager en de verliesvaststelling niet hoger kan worden.

Ten tweede heeft het Hof een onjuiste maatstaf aangelegd door te miskennen dat als op balansdatum al aannemelijk is dat de WEV van een op kostprijs gewaardeerd bedrijfsmiddel in het volgende belastingjaar gerealiseerd zal worden én verliesverdamping dreigt, dat bedrijfsmiddel op WEV gewaardeerd mag worden om verliesverdamping te voorkomen.

De A-G vordert vernietiging van de uitspraak van het Hof zonder rechtsgevolgen voor de partijen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
A-G
Datum instantie
26 juli 2024
Rolnummer
24/00944
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:777
Auteur(s)
mr. W.J.H. Antonisse
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2024/1841
Aflevering
13 augustus 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6531
bwbr0002672&artikel=8&lid=1,bwbr0002672&artikel=8&lid=1,bwbr0002672&artikel=20&lid=2,bwbr0002672&artikel=20&lid=2,bwbr0002672&artikel=20a&lid=12,bwbr0002672&artikel=20a&lid=12,bwbr0011353&artikel=3.25,bwbr0011353&artikel=3.25

Naar de bovenkant van de pagina