Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Douane-expediteur CEVA Freight Holland (hierna: X) heeft mediaplayers vrij van rechten ingevoerd. Uit een controle achteraf blijkt dat de geïmporteerde mediaplayers onjuist zijn ingedeeld en eigenlijk belast zijn tegen een invoertarief van 13,9%. De douane heeft X daarop in kennis gesteld van zijn voornemen tot navordering van douanerechten. De correctie is vastgesteld op de prijzen die de ondernemingen aan hun afnemers in rekening hebben gebracht zoals eerder door X was opgegeven. Door het verschil in tariefindeling heeft X er echter belang bij dat de navordering wordt bepaald op basis van de ‘first sale’, zijnde de transactieprijs die door de Aziatische producent was toegepast. Zij heeft daarom om herziening op de voet van artikel 78, lid 1, CDW verzocht. De douane heeft dit verzoek afgewezen.

In een procedure hierover heeft de Hoge Raad (6 april 2018, 16/01523, ECLI:NL:HR:2018:522, NLF 2018/0970, met noot van Schippers) aan het HvJ de prejudiciële vraag gesteld of de aangifte op dit punt door X mag worden herzien. Volgens het HvJ is dat het geval.

Het is aan de lidstaten om, met het oog op de stuiting van de verjaring, de datum te bepalen waarop de mededeling aan de schuldenaar van het bedrag van de verschuldigde rechten moet hebben plaatsgevonden. Daarbij moeten wel het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel in acht worden genomen, aldus het HvJ.

Conform Conclusie A-G Sharpston (NLF 2019/0903, met noot van Van Doornik).

Achtergrond

In het onderhavige geval heeft CEVA Freight Holland (hierna: X) mediaplayers voor het vrije verkeer aangegeven onder de GN goederencodes 8471 70 50 en 8517 62 00. Omdat het bij deze goederencodes behorende tarief 0% was, heeft zij als douanewaarde de (hogere) verkoopprijs van de importeurs aan haar afnemers in de EU gehanteerd, in plaats van de eerder in de verkoopketen tot stand gebrachte (lagere) verkoopprijs van de producent aan de importeurs (‘first sale’). Naar aanleiding van een controle achteraf heeft de douane vervolgens douanerechten nagevorderd, omdat de ingevoerde goederen volgens de douane moesten worden ingedeeld onder GN goederencode 8521 90 00, met een douanetarief van 13,9%. Achteraf beschouwd was het voor X derhalve gunstiger geweest om tegen de lagere douanewaarde aan te geven, dus de eerder in de keten tot stand gebrachte lagere verkoopprijs van de producent aan de importeur.

X verzocht daarom om de douaneaangiften overeenkomstig artikel 78, lid 3, CDW te herzien, omdat zij – door te kiezen voor de hogere douanewaarde – ‘onjuiste of onvolledige gegevens’ in de zin van voornoemd artikel had gebruikt. Het HvJ heeft in het onderhavige arrest duidelijkheid gegeven over de toepassing van artikel 78 CDW.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HvJ
Datum instantie
10 juli 2019
Rolnummer
C‑249/18
ECLI
ECLI:EU:C:2019:587
Auteur(s)
mr. A. Wolkers
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2019/2079
Aflevering
19 september 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2741

Naar de bovenkant van de pagina