Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is eigenaar van een rijwoning met garage. Op het achterste deel van het perceel is een brandgang. De brandgang is vrij toegankelijk en wordt zowel door X als door andere, al dan niet omwonende, personen gedurende korte perioden gebruikt. Het is X die als eigenaar dit gebruik mogelijk maakt.

Daarmee is X naar het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden de feitelijke gebruiker van de brandgang en daarmee ook degene bij wie de brandgang in gebruik is in de zin van artikel 16, onderdeel d, Wet WOZ (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 21 november 2023, 22/2261, ECLI:NL:GHARL:2023:9941, NLF 2023/2786). Het Hof is voorts, anders dan Rechtbank Midden-Nederland, van oordeel dat de rijwoning en brandgang naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar behoren. De woning (met tuin en garage) en brandgang vormen aldus een samenstel als bedoeld in artikel 16, onderdeel d, Wet WOZ. De Heffingsambtenaar is uitgegaan van een juiste objectafbakening.

Ook is de Heffingsambtenaar geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat de waarde op de waardepeildatum 1 januari 2020 van € 425.000 niet te hoog is.

Het hoger beroep van de Heffingsambtenaar is gegrond. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
25 juni 2024
Rolnummer
22/1851
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:4315
NLF-nummer
NLF 2024/1694
Aflevering
16 juli 2024
bwbr0007119&artikel=16,bwbr0007119&artikel=16,bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina