Direct naar content gaan

Samenvatting

Een belastingplichtige sluit met Y een optieovereenkomst af die recht geeft op een aandelenbelang van meer dan 5% in Y. De uitoefenprijs is vastgesteld op de waarde in het economische verkeer van de aandelen bij het toekennen van de opties. Op grond van de optieovereenkomst is uitoefening van het optierecht geleidelijk, namelijk maandelijks, in gelijke delen over een periode van een x-aantal jaar, mogelijk. Dit betekent dat belastingplichtige pas na een x-aantal maanden een belang van ten minste 5%, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, onderdeel a, Wet VpB 1969, kan verkrijgen.

Vraag

Is de deelnemingsvrijstelling van toepassing op de voordelen uit hoofde van het verkregen optierecht? Zo ja, vanaf welk moment?

Antwoord

Ja, in deze casus is de deelnemingsvrijstelling in beginsel van toepassing op de voordelen uit hoofde van het verkregen optierecht. Door het aangaan van de optieovereenkomst verkrijgt belastingplichtige een belang bij de aandelen van Y die bij uitoefening van het optierecht bij belastingplichtige een deelneming zullen vormen als bedoeld in artikel 13, lid 2, onderdeel a, Wet VpB 1969. De deelnemingsvrijstelling is van toepassing vanaf het moment dat uitoefening van het optierecht contractueel mogelijk is en die uitoefening leidt tot een aandelenbelang dat als deelneming aangemerkt kan worden.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2024 e.v.
Instantie
Belastingdienst
Datum instantie
18 juni 2024
Rolnummer
KG:023:2024:5
NLF-nummer
NLF 2024/1509
Aflevering
25 juni 2024
bwbr0002672&artikel=13&lid=2,bwbr0002672&artikel=13&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina